Op 28 november 1879 trok Johannes (24) van Pijnacker naar Delft. Hij was arbeider, metselaar van beroep en hij had gediend bij het regiment grenadiers en jagers. Alvorens in 1880 te trouwen logeerde hij een paar maanden bij zijn oudere broer Petrus. Met Petronella en hun kinderen woonde hij
1880 Vlamingstraat 60
1882 - 1888 Oostsingel 21
1890 - 1898 Oostsingel 4
1900 - 1928 Oostblok 54
1934 - Schaepmanstraat 13
Johannes was een rijzige figuur met een lange baard, een zwart petje op zijn hoofd en een stenen pijpje (een doorrokertje) in zijn mond. Hij was zich zijn imposante gestalte wel bewust; in het zomerseizoen trok hij nogal eens naar de Oostpoort, om zich tegen de achtergrond van dat monument door toeristen te laten fotograferen. Hij was bepaald conservatief (meisjes mogen niet fluiten) en godsdienstig, maar ook humoristisch; hij kon moppen tappen en ook hele gedichten voordragen. Hij rookte en hij pruimde en als kleinkinderen opa om een cent vroegen, wurmde hij hun soms een pruim in de handen. Overigens was hij heel aardig voor zijn kleinkinderen; "we kregen met nieuwjaar allemaal een gulden van hem."
Na de dood van Petronella heeft hij eerst nog geprobeerd zich te redden met behulp van een huishoudster (vrouw van der Helm), maar die werd ziek en overleed. Toen korte tijd later zijn jongste zoon Cornelis het huis verliet en hij alleen achter bleef, nodigde zijn zoon Adrianus en zijn vrouw hem uit bij hen in de Schaepmanstraat 13 te komen wonen. De laatste 8 jaar van zijn leven heeft hij daar gewoond.
"Ome Jan kwam nogal eens bij ons kaarten. Soms ging dat de hele nacht door. Hij had het dan vaak over die 'sodemieterse' boer, vrouw of heer, zodat wij hem 'de sodemieter' gingen noemen." (Mw. Waarsenburg-Schilperoort)
Van beroep was hij Metselaar. Bij herhaling bracht hij naar voren, dat hij één van de laatste metselaars was, die het vak onder de knie had en die b.v. ook een ondergelopen kelder effectief kon afdichten. Zijn petjes waren naar zijn zeggen nog de authentieke petjes van de meesters in het oude metselaarsgilde; die petjes kocht hij op de markt bij Giessen (A. Giessen, winkelier, later: heeren-mode-artikelen, Markt 30).
Een groot deel van zijn leven heeft hij gewerkt bij baas Vos (Th. A. Vos, Voorstraat 51), een kleine metselaar-aannemer, die veel 'burgerwerk' (reparaties) aannam. Van baas Vos kreeg hij een pensioen van 2 gulden per week. Ook toen hij allang niet meer werkte, liet hij met nieuwjaar steevast een kaartje met goede wensen bij mijnheer Vos bezorgen. Verder had hij recht op gratis brood en beschuit bij bakker Havik (J.H. Havik, broodbakker, Oosteinde 37, 41), omdat hij bij hem zijn hele leven vaste klant geweest was.
Dit beeld van Johannes is gebaseerd op de herinneringen van 3 à 4 mensen, die hem persoonlijk gekend hebben.
De familie Schilperoort/Reijgersberg uit Pijnacker. Een overzicht.